DFM Vegacheck diagnose

 

De VEGA-check (vroeger DFM) werd rond 1992 in Duitsland ontwikkeld en meer dan 18 jaar geleden door Rob Verheij in gebruik genomen. Het is een bijzondere methode waarmee kan worden gemeten welke lichaamsfuncties niet goed werken en waar eventuele blokkades zitten in de doorstroming van de energie. Bij de VEGA-check krijgt de patiënt een aantal elektroden op het lichaam. Twee op de handen, twee op de voeten en twee op het hoofd. Op deze plekken bevinden zich acupunctuurpunten die via energiekanalen verbonden zijn met lichaamsfuncties en organen. De elektroden meten de energiestroom in deze kanalen en geven die op de computer weer. Net zoals een hartfilmpje de werking van het hart in beeld brengt, geeft deze test een indruk van het functioneren van bepaalde functies en organen. De VEGA-Check laat ook zien of er sprake is van lichamelijke belastingen als virussen, schimmels, bacteriën of gifstoffen uit het milieu of de voeding. De computer vertaalt alle gegevens in grafieken, die de natuurgenezer interpreteert. Samen met de patiënt bespreekt hij deze grafieken, legt uit waar storingen in de energiestroom te zien zijn, wat dit betekent en welke klachten hieruit kunnen voortvloeien.

 

BASISPRINCIPES VAN DE VEGACHECK-METHODE

De beide zuilen waarop de techniek van de VEGACHECK is gebaseerd heten "Functionele geneeskunde" en "Basissysteem volgens Pischinger". Chronische aandoeningen komen steeds meer voor. Tegelijkertijd schieten de tot nu toe gebruikelijke diagnose- en therapiemethoden steeds vaker tekort. Dit brengt niet alleen de praktiserende artsen en therapeuten in verlegenheid. Ook onderzoeken houden zich al tientallen jaren met dit fenomeen bezig. Ettelijke onderzoekers begonnen naar nieuwe wegen in diagnose en therapie te zoeken. Bij dit zoeken naar nieuwe uitgangspunten belanden zij uiteindelijk waar zij wel moesten belanden: namelijk bij de vraag waar de oorzaken voor chronische aandoeningen liggen.

 

Inmiddels wordt er door de meeste erkend, zij het nog met wisselende nadruk, dat er een nauwe samenhang tussen de steeds toenemende voortdurende stressfactoren en het voorkomen van chronische aandoeningen is. Deze voortdurende stressfactoren zijn onder andere: gifstoffen uit de omgeving, zware metalen, elektrosmog, geopathische belastingen, onjuiste voeding, psychische problemen en emotionele stress, allergenen, bacteriën en virussen.

 

Al vanouds kende de geneeskunde alleen de "specifieke orgaanpathologie", waarbij beschadiging van organen aantoonbaar was of uit toewijsbare intoxicaties kon worden afgeleid..

De Weense arts professor Alfred Pischinger beschreef vervolgens in het jaar 1953 voor het eerst een "Systeem van het onspecifieke", dat tegenwoordig als "Elementair regulatiesysteem volgens Pischinger" bekend is. Dit Elementair regulatiesysteem volgens Pischinger is de basis voor het begrip van de holistische geneeskunde en ook de grondslag voor de VEGACHECK-methode. Door het onderzoek van professor Pischinger (dat na zijn dood door F. Perger en O. Bergsmann is voortgezet en door essentiële bevindingen van H. Heine zijn uitgebreid) is het zachte bindweefsel, de matrix, het basissysteem of het systeem van de elementaire regulatie volgens Pischinger als oorspronkelijke plaats van ontstaan van chronische aandoeningen uitgekristalliseerd.

 

In een intact basissysteem functioneert de voeding van de orgaancellen via de eindvertakkingen van vegetatieve zenuwvezels zonder problemen. Slakken worden via het bloed en de lymfe afgevoerd.

Echter, de reeds genoemde voortdurende stressfactoren brengen het lichaam in verlegenheid: waar moeten de zware metalen, antibioticaresten en andere gifstoffen die de mens dagelijks inademt, via de huid of met de voeding binnen krijgt, heen? Het lichaam gedraagt zich hierbij niet anders als wij mensen bij het omgaan met nucleair afval: er wordt geprobeerd de gevaarlijke stoffen ergens tijdelijk op te slaan waar deze geen schade kunnen aanrichten. Dus wordt al het "giftige afval" dat zich in het lichaam bevindt verzameld, en verpakt in de matrix, waar het vooralsnog voor de orgaancellen onschadelijk is.

 

Dit gaat gedurende een hele lange periode goed, maar op een bepaald moment is het basissysteem tot aan de rand gevuld met gifstoffen en is het niet meer in staat om op prikkels van buiten af te reageren. Het basissysteem is overbelast en kan zelfs de specifieke eigen taken niet meer aan: het voorzien van de orgaancellen met voedingsstoffen en het afvoeren van slakken. Uiteraard protesteren de orgaancellen tegen deze verwaarlozing. Het gevolg: de mens lijdt aan talloze vage symptomen, klaagt over hoofdpijn en matheid, over diffuse pijn of over neerslachtigheid.

 

De homotoxinenleer

Volgens de homotoxinenleer (van Dr. med. Hans-Heinrich Reckeweg) - d.w.z. de wetenschap van gifstoffen bij mensen - geven alle processen, toestanden en fenomenen, die wij als aandoeningen aanduiden, aan dat het lichaam met gifstoffen kampt en dat het deze gifstoffen onschadelijk wil maken en wil afscheiden. Hierbij wint het lichaam, of wordt het door de homotoxine beschadigd of delft het zelfs het onderspit door de giftige werking. Het gaat echter steeds om processen die wij als aandoeningen aanduiden, om biologische, d.w.z. natuurlijke doelmatigheidsprocessen die bedoeld zijn om gif te weren, te ontgiften of te ontslakken..

 

Uiteindelijk zijn aandoeningen alleen maar verschillende gradaties van schade door gifstoffen. Deze doet zich bij de cellulaire fasen als beschadiging of blokkering van de stofwisselingsmechanismen voor. Deze verschillende gradaties van uitwerking van gifstoffen komen overeen met de zes fasen in de homotoxinenleer. Hierbij is het ontgiften in de eerste drie fasen succesvol. Deze eerste drie fasen (excretiefase, reactiefase en depositiefase) zijn de relatief goedaardige en te genezen aandoeningen. Daarentegen zijn in fase vier tot zes de celenzymen in toenemende mate door homotoxine beschadigd en min of meer niet tot werken in staat. De laatste drie fasen (impregnatiefase, degeneratiefase en neoplasmafase) komen grotendeels overeen met de ongeneeslijke aandoeningen.

 

Het vicariatie-effect

Meerdere elkaar opeenvolgende aandoeningen (fasen) moeten vaak als een geheel gif afweerproces tegen één en dezelfde homotoxine worden beschouwd. De verschillende weefsels reageren verschillend op de fasen activerende homotoxinen, waardoor de symptomen veranderen. Het proces van veranderen van weefsel van de homotoxine wordt vicariateneffect of vicariatie fenomeen genoemd. Dit proces van veranderen van fase of weefsel van de homotoxine komt overeen met het overgaan van een aandoening in een meestal geheel andere. Het probleem waarmee het lichaam kampt, blijft dus bestaan, maar krijgt een andere uitdrukkingsvorm. Alle organen die achter elkaar op de intoxicatie reageren, worden "reactieorganen" genoemd.

 

De VEGA-check geeft bij een meting alle reactieorganen aan die iets met de aandoening te maken hebben. De VEGA-check schrijfwijze is dus een momentopname die de aandacht vestigt op alle organen die op dat moment in de gaten moeten worden gehouden.

 

Aandoeningsmuren - tijdelijk bedekken van aandoeningen

Bij het diagnosticeren van chronische aandoeningen is de VEGA-check van bijzonder belang. Aan het begin van de 20e eeuw bedroeg de verhouding acute/chronische aandoeningen nog 9:1, tegenwoordig is het precies omgekeerd: 1:9. Deze ontwikkeling van acute naar chronische aandoeningen is voor betrokkenen fataal en kost de gemeenschap veel geld. De functionele diagnostiek vult de traditioneel geneeskundige methoden aan door volgens het "ijsbergmodel" het verreweg grootste deel van de ijsberg, dat zich onzichtbaar onder het wateroppervlak bevindt, zichtbaar te maken. Dit onderste deel van de ijsberg staat voor het voorterrein van chronische aandoeningen dat uit vele oorzaken is samengesteld, regulatiestoringen opwekt die op hun beurt weer functiestoringen veroorzaken.

Om de chronische klachten te kunnen tegengaan moeten de specifieke redenen daarvoor worden onderkend en geïsoleerd.

 

VEGA-check en het slechten van muren

Tijdens onderzoek via de VEGA-check komt de aandoening als een ui tevoorschijn. De laag van de eerste schil is nog niet losgeschild of de volgende is er al. En zo gaat dit geruime tijd door totdat de causale keten eindelijk wordt blootgelegd".

Deze uienschillen kunnen ook als aandoening muren worden voorgesteld die vóór de gezonde mens staan. Hierbij heeft elke doorleefde aandoening functie storingsmuren opgetrokken. Deze moeten eerst worden afgebroken, voordat de behandelaar bij de eigenlijke oorzaak van de klachten van de patiënt kan komen.

 

Patiënten meten prestaties van de behandelaar altijd af aan het verbeteren van de symptomen, waarvoor ze eigenlijk bij hem/haar zijn gekomen. Daarom zijn sommige patiënten na de eerste behandelingen vooralsnog ontevreden. Want mogelijk zijn er weliswaar andere symptomen, waaraan zij ook leden (meer naar voren liggend) verdwenen, maar het verbeteren van de symptomen waarvoor zij in behandeling kwamen, kan pas in de tweede of derde stap worden gerealiseerd, omdat deze aandoeningsmuren meer naar achteren liggen. Het is de taak van de behandelaar de patiënt dit eerst eens geduldig duidelijk te maken.

 

In sommige gevallen horen er meerdere aandoeningsmuren bij één enkel symptoom. Bovendien hoeven deze muren niet per definitie achter elkaar te liggen. Als in ons voorbeeld de eerste twee blauwe muren zijn genezen en afgevoerd of opgelost, dan is de patiënt toch pas van tweederde van diens symptomen bevrijd. Het laatste derde deel kan echter pas worden behandeld als ook de daartussen liggende muur is afgebroken.

 

Meten met VEGA-check levert uitsluitsel op over welke van de afzonderlijke functiestoringen als eerste actueel zijn en dus kunnen worden behandeld. Want de VEGA-check bepaalt de momentele energetische toestand van het hele lichaam.

 

Het apparaat geeft precies aan waar de energetische zwakke plekken van een mens op het tijdstip van de VEGA-check-meting zijn. Het is ook mogelijk chronische aandoeningen in een acute toestand terug te zetten en deze zo direct behandelbaar te maken (in de zin van een "regressieve vicariatie" volgens de reeds beschreven homotoxinenleer van Dr. med. Hans-Heinrich Reckeweg).

 

Samenvattend kan worden gesteld dat de VEGA-check-meting de onderzoeksmethoden en -processen van de traditionele geneeskunde aanvult, met name wanneer er een holistische kijk op de patiënt wordt beoogd die boven het lichamelijk niveau uitstijgt.

 

Copyright © Rob Verheij 1996